(zoals de afgelopen weken uitgezonden)
Hele serie lezen: klik hier.
Deel 2 van onze serie over antennes gaat over de halve golf-antenne of meer specifiek de dipool. Dat is de meest voorkomende antennevorm.
Een halve golf is hoogohmig aan de uiteinden.
In het midden is de impedantie laag, rond 75 ohm.
De stroom is het grootst waar de impedantie het laagst is, dus in het midden en de spanning is het hoogst waar de impedantie het hoogst is, dus op de uiteinden. (Wet van ohm).
Het deel van de antenne waar de stroom het grootst is, is het belangrijkst voor de uistraling. Dat is goed om te bedenken, want dat is bijvoorbeeld ook de reden dat het bij een inverted V niet uitmaakt dat de punten laag staan. Het stuk wat ertoe doet is het midden met de grootste stroom en de laagste impedantie, en dat is bij een inverted-V dus gewoonlijk ook het hoogste punt.
Een halve golf kun je ook op het uiteinde voeden. In dat geval is het volgens de definitie dus geen dipool meer (‘di’ staat voor twee). De high endfed werkt op die manier. Vanwege de hoge impedantie op die uiteinden is er bij een high-endfed een aanpasnetwerk nodig.
Voed je hem in het midden dan komt de impedantie mooi uit voor het gebruik van coaxkabel.
De meest gebruikte coax is tegenwoordig 50 ohm, en dat geeft toch een misaanpassnig van 1 op 1,5 met een dipool. Niet zo’n heel groot bezwaar, maar 1 op 1 is beter.
Als je een dipool voor bijv. 2m verticaal in een mast plaatst dan zitten die coax en eigenlijk ook de mast lelijk in de weg.
Je kunt de onderste helft van de dipool echter ook uitvoeren als een soort opwaaiend rokje. Of zoals het in de praktijk vaak gebeurt een paar radialen die schuin naar beneden staan, in de vorm van zo’n rokje.
Het resultaat hiervan noemen ze dus een GP, een ground plane-antenne.
Je kunt de radialen ook horizontaal plaatsen, dan lijkt de antenne op een kwartgolf op een aardvlak, maar voor de impedantie kunnen ze beter schuin omlaag staan, want dan is de antenne 1 op 1.
Zo’n groudplane lost twee dingen op. Namelijk, de coax (incl. mast) gaat mooi recht naar beneden, en de impedantie is keurig 50 ohm, en die kun je makkelijk varieren door de neergaande hoek van de radialen iets aan te passen.
De twee opgeloste problemen komen wel weer met een nadeel. Waar een verticale dipool met de lobben keurig richting horizon straalt, straalt een GP dus vooral schuin omhoog.
—
Je kunt trouwens van een GP ook alle radialen op eentje na weglaten.
Voor de impedantie maakt dat dus niet uit. Zo’n antenne heet een inverted V als je hem met het voedingspunt omhoog neerzet.
Zoals je ziet, een dipool kent vele vormen.
Een van die vormen wil ik daarbij niet onbenoemd voorbij laten gaan.
Namelijk als je een straler dikker maakt, dan wordt zo’n straler ook breedbandiger. Wel verandert dan ook de resonantiefrequentie, waardoor hij korter gemaakt moet worden om hem bij een grotere dikte nog in de juiste band te laten werken.
Als je dus begint met een GP, en je maakt de straler telkens dikker, dan kun je daarmee zover doorgaan totdat van de straler alleen nog een schijf over is. Je hebt dan een zeer breedbandige antenne, die ondanks die horizontale schijf als straler dus nog steeds verticaal gepolariseerd uitstraalt.
Zo’n antenne is dus de discone. Alleen bestaat bij de meeste discones de straler niet uit een horizontale schijf, maar uit een aantal horizontale radialen, maar dat is in feite voor de goede werking zo goed als hetzelfde.