Vanochtend overleed oud-astronaut, milieu-activist en hoogleraar Wubbo Ockels.
Ik heb hem in april 2004, samen met mijn collega Jorrit van Broekhoven bij het blad Satellite geïnterviewd, in zijn werkkamer in de TU Delft.
Ik herplaats hier als een eerbetoon aan deze bijzondere en sympathieke man met zijn hart op de goede plek dat interview van tien jaar geleden.
“Optimisme is een verantwoordelijkheid!”
Wubbo Ockels’ visie op de toekomst
Introductie
Dit is het eerste voor Satellite geschreven artikel dat ik op deze site gebruik. Het was ook het eerste duo-interview dat ik deed. Samen met Veronica-collega Jorrit van Broekhoven ging ik in april 2004 naar de werkkamer van Wubbo in de Technische Universiteit Delft. Het was een week voor de lancering van André Kuipers, die ik in diezelfde week ook nog kort via e-mail geïnterviewd heb.
Wubbo is ook in het echt een gedreven prater, een man met een missie bijna. Bezorgd als hij in de ruimte is geworden over dat dunne gaslaagje op onze planeet dat wij atmosfeer noemen, en die zo onmisbaar is voor alle leven op aarde. Het was een dermate boeiend gesprek dat ik de foto’s moest maken in de drie minuten extra die ik van hem kreeg toen zijn studenten al voor zijn kamerdeur stonden te wachten.
Dit artikel is geschreven in april 2004
“Optimisme is een verantwoordelijkheid!”
Wubbo Ockels’ visie op de toekomst
Wubbo Ockels werd bekend door zijn ruimtevlucht met de Space Shuttle Challenger in 1985. Dezelfde Challenger, die slechts drie maanden later bij de start verongelukte. Ockels kreeg ook bekendheid door de zonne-energieauto Nuna, die hij als deeltijdprofessor samen met studenten van de TU Delft ontwikkelde en waarmee tweemaal de World Solar Challenge gewonnen werd. Zoals bij veel astronauten is zijn liefde voor de aarde na terugkomst alleen maar veel groter geworden, en die liefde komt tegenwoordig tot uiting in zijn inzet voor het duurzaam gebruik van de aardse hulpbronnen. Hij heeft hiervoor een hoopvolle filosofie ontwikkeld, die hij via zijn eigen leerstoel in Delft aan jonge wetenschappers, en aan de rest van de wereld wil overbrengen.
©2004, 2006, op tekst en beeldmateriaal John Piek
Wubbo Ockels is naar eigen zeggen geen satelliettelevisiekijker. Hij kijkt net als André Kuipers helemaal niet veel televisie. Daar waren we dus gauw over uitgepraat. Gelukkig heeft hij wel veel te vertellen. Wubbo cirkelde in oktober en november van 1985 ruim zeven maal vierentwintig uur als astronaut met Space Shuttle Challenger rond de aarde. Ockels ging naar de ruimte als payload specialist om experimenten te doen in Spacelab D-1, dat bij deze shuttlevlucht in de laadruimte was geplaatst. André Kuipers spreekt hij regelmatig, en hij heeft hem ook een paar adviezen gegeven, met name over het medisch onderzoek naar hoe mensen weten wat boven en onder is. Of hij het zelf jammer vindt dat hij geen tweede vlucht gemaakt heeft: “Ik wilde destijds wel voor een tweede vlucht in aanmerking komen, maar daar kwam toen het ongeluk van januari 1986 tussen. Vervolgens ben ik ander werk gaan doen. Ik heb wel astronauten gezien die de hele rest van hun carrière bezig zijn geweest om een tweede vlucht te kunnen maken, maar dat was niets voor mij geweest. Het is jammer dat de bemande ruimtevaart altijd subkritisch wordt bedreven onder zijn niveau. Mijn Duitse collega Ulf Merbold zei wel eens: ‘Ruimtevaart is alsof je een Cadillac bouwt, maar je hebt geen geld meer om er benzine in te stoppen.’ De grote politieke stunt is om grootse dingen te bouwen. Als ze gebouwd zijn moet je ze echter ook nog gebruiken.”
‘Opimistisch duurzaam’
Sinds 17 september 2003 is Ockels (nu 57)* benoemd tot voltijds hoogleraar Aerospace Sustainable Engineering and Technology (ASSET). Ockels mag deze nieuwe leerstoel helemaal zelf vorm geven. Daarbij hecht hij veel waarde aan het uitdragen van een ‘optimistisch duurzaam’ toekomstbeeld. Ockels: “Optimisme is fundamenteel belangrijk voor de wereld. Als je ziet waar ik nu gekomen ben, eerst als astronaut, en nu hier als professor. Door te winnen word je haast vanzelf optimist. Maar een pessimist verliest als het ware haast vanzelf al. Het heeft te maken met een veranderde blik, iets wat je niet kan grijpen.”
“Je kunt wel een pessimistisch wereldbeeld hebben, over veranderend klimaat bijvoorbeeld, hoe de natuur steeds meer van slag raakt, en hoe rampen zullen ontstaan. Maar de werkelijkheid is dat je het niet kunt voorspellen. Je kunt gewoonweg niet voorspellen hoe het zal gaan. Optimisme wordt dan een keuze. Als je kiest voor pessimisme, dan zul je altijd een lagere slagingskans hebben. Natuurlijk zijn er dingen die je niet in de hand hebt. De aarde kan geraakt worden door een komeet, en dan is het allemaal afgelopen. Maar die kans is niet zo groot. Als je als doel een duurzame wereld hebt, en door optimisme vergroot je daarbij je kansen, dan wordt optimisme zelfs een verantwoordelijkheid. Je moet dan gewoon wel besluiten om optimistisch te zijn. Vergelijk het maar met een coach die zijn manschappen moet oppeppen.Optimisme is dus een verantwoordelijkheid, en moet deel worden van onze culturele moraal. Het feit dat ik dit allemaal bereikt heb, mijn ruimtevlucht en bijvoorbeeld dat ik nu mijn eigen leerstoel mag invullen is voor mij het beste bewijs dat deze motivatie, die ik vanaf het begin gehad heb werkt.”
“Wat ik in de praktijk over duurzaamheid bedoel is dat we meer gebruik zullen moeten maken van wat de natuur ons biedt. Zeker als ook mensen in de derde wereld zullen gaan meeprofiteren van welvaart en technologie, en als er ook nog meer bewoners op aarde zullen komen. Tijdens de industriële revolutie is een trend gestart om mensen zoveel mogelijk los te koppelen van de natuur om hen heen. Bijvoorbeeld door het opheffen van verschil tussen licht en donker, en tussen warm en koud. Dit gebeurde zonder voldoende respect voor de natuur en het gevolg is dat deze natuur daar uiteindelijk aan kapot gaat. Zo’n oplossing is uiteindelijk politiek niet de juiste en ook niet economisch.”
“Behalve van mensen die deze natuurwetten beter kunnen benutten, moet je ook gebruik maken van de wereld van de kunst. Kunstenaars zijn belangrijk voor de diversiteit van gedachten van mensen. Om de problemen van sustainability (duurzaamheid) op te lossen is het het beste om gewoon rekening te houden met de wetten van de natuur. Die liggen vast, je kunt ze dus heel nuchter benaderen en daarom zijn ze goed te hanteren. Zo kun je op een sustainable manier toch de luxe hebben die we nu ook hebben. En zo kunnen nog meer mensen die hebben.”
Primitieve volken
“Dat dat moeilijk is op dit moment dat is duidelijk. Bedenk alleen maar hoe instabiel de huidige wereld is. En dan bedoel ik niet wereldpolitieke situatie, maar dat de ontwikkelingen gewoon heel erg snel gaan. Bijvoorbeeld met mobiele telefonie. In 1993 zag je nog niemand met een mobieltje lopen, en kijk dan nu eens hoe zoiets in ons huidige leven is doorgedrongen. Dat soort ontwikkelingen vinden ook plaats in de verkeerde richting. Denk maar aan het gewicht van de gemiddelde Amerikaan. Ook zie je dat mensen tegenwoordig weer steeds een grotere auto willen.”
“Mijn taak is het om voorbeelden aan te pakken en die te presenteren om tot oplossingen te komen. Als ik laat zien dat ik met een auto op zonne-energie gewoon met een gemiddelde snelheid van iets minder dan 100 km per uur 3000 kilometer af kan leggen, dan zegt dat natuurlijk wel wat. En met behulp van zeer geavanceerde technieken kun je nog veel meer. Nederland is ooit groot geworden in de VOC-tijd. Dat de VOC destijds weer ten onder ging, kwam doordat de tochten te gevaarlijk waren en te onvoorspelbaar. Teveel mensen brachten het er niet levend vanaf, en teveel goederen raakten gewoon verloren. Tegenwoordig is die voorspelbaarheid dus enorm toegenomen. De huidige zeezeilers maken gebruik van alles wat de moderne techniek hen kan bieden. Daarbij neemt de veiligheid en de voorspelbaarheid dus enorm toe. Mijn vraag is dan ook: zou er niet een soort houding kunnen komen van voor de industriële revolutie? We moeten gewoon meer als de primitieve volken gaan leven, maar met gebruikmaking van de nieuwste technologieën om de dingen zoals zij die deden te vervolmaken.”
“Als professor moet ik de mensen hierin zien te motiveren. Dat doe ik bijvoorbeeld met mijn colleges. Maar ook met concrete ideeën zoals de zonneauto Nuna. Ik wil zo jonge mensen uitdagen dat ze datzelfde ook gaan doen. Doordat alles steeds geavanceerder wordt, is technologie ook steeds minder toegankelijk voor mensen. In mijn jeugd kon ik tenminste nog zelf aan een oude auto sleutelen. Apparaten zijn daarvoor tegenwoordig veel te ingewikkeld aan het worden en we moeten voorkomen dat mensen hierdoor de interesse in technologie gaan verliezen.”
“Wat ik doe is een reactie op mijn ervaring in de ruimtevaart. Ik zat daarvoor in de kernfysica, de leer van de atoomenergie. Ik was in die tijd al erg gefascineerde door het rapport ‘Grenzen aan de groei’ van de Club van Rome, en ik was al snel overtuigd dat atoomenergie ook niet de oplossing was. Door de ruimtevaart werd dat idee nog wel heel erg versterkt en dat gaf een extra basis voor wat ik nu wil.”
Laddermolen
Een van de praktische zaken waar Wubbo zich al enkele jaren mee bezighoudt is dus die zonne-energieauto Nuna. In oktober 2003 won de Nuna II de World Solar Challenge, een race voor dit soort wagens in Australië, die om de twee jaar wordt gehouden. Nuna II is net als zijn voorganger gebouwd met allerlei ESA-ruimtevaarttechnologie. Tijdens de Olympische Spelen van deze zomer* zal de Nuna II een tocht van 2800 km door Europa maken, om te laten zien dat de prestaties ook met de Europese weersomstandigheden mogelijk zijn.
Een ander idee waar Ockels mee bezig is, dat is de laddermolen. “Dit is een molen, hoger dan 9 km, bestaande uit een ladder die gemaakt is uit ‘treden’ die een soort van vliegtuigen vormen. Eigenlijk zijn het ook een soort vliegers. Door de wind staat de voorste helft van de vliegers in een vorm afgesteld waardoor ze omhoog gaan. De neergaande vliegers staan in een stand, waardoor ze juist naar beneden komen. In Nederland zit er heel erg veel energie in wind. Toch is aan het aardoppervlak de windkracht gemiddeld slechts windkracht drie. Op 9 km hoog is dat gemiddeld windkracht negen.”
“Door de kabels, die aan weerszijden van de vliegers gemonteerd zijn langzaam te laten vieren kan een generator worden aangedreven. De vliegers moeten bestuurbaar zijn, zodat ze allemaal onder elkaar blijven en de laddermolen in vorm blijft. Daarnaast zijn de vliegers opblaasbaar en van zacht ‘fluffie’ materiaal gemaakt, waardoor ze geen schade op de grond kunnen veroorzaken, mocht er eventueel iets misgaan. Een proefopstelling voor de laddermolen met twee vliegers hopen we volgend jaar* al vanaf het dak van het gebouw van de TU Delft al in gebruik te hebben.”
“Behalve een laddermolen in deze vorm biedt zich in een later stadium nog een andere mogelijkheid aan. Dit is bijvoorbeeld interessant voor eilanden. De huidige zweefvliegtuigen hebben een zogenaamde glijfactor van wel 1 op 50. Dat wil zeggen dat ze voor iedere kilometer die ze dalen, vijftig kilometer vooruitkomen. Dit opent de mogelijkheid om in de afzonderlijke vliegers van de laddermolen goederen te laden. Door de wind wordt zowel energie opgewekt, als dat de lading omhoog wordt gehesen. Bovenaan gekomen worden de vliegers losgekoppeld, waarna ze als zweefvliegtuig de vracht op hun bestemming kunnen brengen. Bij een hoogte van 9 km kan zo’n bestemming daarbij bijna 500 km verderop liggen. Deze vorm van luchtvervoer kost geen brandstof, maar levert juist alleen maar energie op. Verder is er geen vervuiling. Behalve in een laddermolen kan een soortgelijke vlieger natuurlijk ook worden gebruikt om boten aan te drijven, net als bij kite-surfers. Dat gaat zelfs goed tegen de wind in. Een systeem als de laddermolen is met name interessant voor ontwikkelingslanden. Per vierkante meter oppervlak van de vliegers wekt het systeem 1 kWh op en de prijs voor een kWh zal bij benadering minder dan 1 eurocent bedragen. Veel goedkoper dan met de traditionele, vervuilende methodes van nu!”
*Dit artikel is geschreven in april 2004
Tekst en fotografie: John Piek. Interview: John Piek en Jorrit van Broekhoven
©2004, 2006, copyright John Piek
Wubbo Ockels begin jaren 80
(bron: NASA “NASA material is not protected by copyright unless noted”)