Bij wijze van proef vandaag ook het script van het propagatie-onderwerp op de site.
Bij het propagatie-onderwerp ging het gisteren over de invloed van sporadische E op de propagatie op de kortegolf, die kan bijvoorbeeld voor kortere skipafstanden zorgen en voor veel QSB.
Ik maakte daarbij gisteren nog een foutje, ik zei dat de E-laag tussen 90 en 40 km zat, maar dat moet 90 en 140 km zijn.
Sporadische E bij de lage midden-breedtegraden heeft overigens de neiging om vooral overdag en tijdens de vroege avond op te treden, en is meer aanwezig tijdens de zomer. Bij de hoge breedtegraden vindt sporadische E vooral plaats tijdens de nachtelijke uren.
Er bestaan nog meer van dit soort mode’s, onder andere spread F, maar het voert te ver om die hier allemaal te behandelen.
Bij de propagatie over de kortegolf wordt wel eens voorbij gegaan aan hoe precies het fenomeen van een grondgolf of een ruimtegolf in elkaar zit. Tussen 3 en 30 MHz zijn er drie verschillende manieren waarop een signaal vanaf de zender de ontvanger kan bereiken.
De eerste manier is de grondgolf. Deze werkt alleen over korte afstanden, maximaal 100 km over land en 300 km over zee.Verzwakking van de radiogolven hangt hier af van antennehoogte, type bodem, type terrein (bijv. bebouwd of niet). Ook speelt de polarisatie een rol. Hoe lager de frequentie hoe meer verticaal goed werkt en horizontale polarisatie niet.
De tweede manier is de directe golf. Dit is de manier waarop bijv. ook de golven op VHF en UHF zich voortplanten, boven de grond en het is in belangrijke mate een zichtverbinding, waarbij de golven op deze lage frequenties wel veel langer met de horizon meebuigen dan op de hogere frequenties en bij licht.
De derde modus is de ruimtegolf, via de ionosfeer dus.