Repeatertechniek, deel 1

(Zoals uitgezonden 5 maart 2019)

Deel 1 van de serie over repeatertechniek

Een van de belangrijkste verschillen tussen een repeater, en dan met name de zenders daaruit, en reguliere amteurapparatuur is de zogenaamde duty-cycle.

Een zendontvanger voor regulier gebruik zal niet altijd op zenden staan. Natuurlijk zijn er wel wat verschillen. Een zender thuis zal vast wel langer achter elkaar zenden dan een mobiel apparaat, en dat is zeker bij een portofoon zo, want je wilt doorgaans niet dat je al na twee lange doorgangen zonder stroom komt te zitten, tenzij je een rugzak vol met accu’s bij je hebt.

De warmtehuishouding van een regulier amateurapparaat is doorgaasns gemaakt voor een dutycycle van ongeveer 20%. Dat wil zeggen dat er vanuit gegaan wordt dat de zender gemiddeld 20% van de tijd aan staat.

Dat betekent dat wanneer je langer achter elkaar wilt zenden, je je zendvermogen zult moeten verlagen om oververhitting te voorkomen. Bakenzenders staan doorgaans 100% van de tijd in de lucht. Bij een repeater zal dat in de praktijk nooit helemaal zo zijn, maar een drukke repeater kan zomaar 12 tot 18 uur per dag in de lucht staan, en je moet uitgaan van het ongunstigste geval. De zender kan bijvoorbeeld bij calamiteiten wel 100% van de tijd aan moeten staan.

Dat het fout kan gaan kun je zien aan de problemen die meerdere Fusion-repeaters de afgelopen paar jaar hebben ondervonden. Fabrikanten van repeaters gebruiken voor hun repeaters vaak mobiele apparaten die ze toch al verkopen. Dat zijn dus apparaten die eigenlijk zijn berekend op slechts 20% van de tijd zenden. Meestal wordt dan een combinatie van een lager zendvermogen en extra koeling gebruikt. Dat blijkt dus niet in alle gevallen voldoende te zijn. Een artikel hierover kun je bijv. lezen op www.hobbyscoop.nl (directe link naar het artikel).

Een zender kan dus wel degelijk ongeschikt zijn voor 100% duty-cycle. Sommige constructies, contactvlakken, warmtegeleiding en afvoer zijn gewoon niet voldoende om zelfs de ruststroom van een eindtrap bij een lager zendvermogen gedurende 100% van de tijd te ondersteunen.

Ik heb in dit verband een keer getest met een zendontvanger voor 10 meter. Die zou 5W moeten leveren, in zijn originele vorm leverde hij 35W en er zat een koelplaat op met grote vinnen. (Een Albrecht AE-485S, die gedurende de tijd dat hij geleverd werd in diverse uitvoeringen en verschillende zendvermogens werd geleverd, zie: https://www.rigpix.com/mischam/albrecht_ae485s.htm). Ik dacht dus “dat moet makkelijk kunnen”. En als het toch te warm wordt zet ik er wel een blowertje op.

Op een dummy heb ik zo een aantal testen gedaan. En dat leek goed te gaan, maar mijn neus gaf aan dat het toch leek alsof er ergens iets vrij warm werd. Voor de zekerheid de kast dus maar even opengeschroefd, en toen was de lucht van oververhiting des te duidelijker.

Het bleek dat de driver van de eindtrap, dat wil dus zeggen de transistor die net voor de laatste transistor zit, een stukje van de koelplaat verwijderd op de print zat, met alleen een klein stukje koelmetaal erop. Die driver werd na een paar minuten meer dan gloeiend heet. Daarbij maakte het niet heel veel uit of de zender nu op hoog of laag vermogen werkte…

PI6TEN met een Albrecht AE-485S