Uitgezonden op 19 oktober 2016
Deel 5
Eergisteren ging het over de verschillende lagen, waarvan de F2-laag de belangrijkste is, omdat die er altijd is, hij is de hoogste en reflecteert ook de hoogste frequenties.
Verder is de D-laag een laag die niet reflecteert, maar wel heel belangrijk is, omdat hij er bijvoorbeeld overdag op de lagere banden voor zorgt, dat het maximale bereik nogal gereduceerd wordt.
De vrije elektronen ¨leven¨ in de F2-laag het langst. Dat is ook de reden waarom deze laag ook ’s nachts van betekenis blijft.
In de E-laag blijven atomen en moleculen het kortst geïoniseerd, cq. leven de vrije elektronen, eenmaal ontstaan, het kortst. Dat is daar slechts 20 seconden, in de F1-laag is dat één minuut en in de F2-laag is dat 20 minuten.
Bij beschouwingen over propagatie wordt vaak de F1-laag weggelaten, omdat deze er niet altijd is, en vaak versmelt in de F2-laag. Daarom wordt vaak gesproken over een F-laag, maar in dat geval wordt eigenlijk de F2-laag, al dan niet versmolten met de F1-laag bedoeld.
Het is de straling van de zon die het proces van ionisatie in de lagen van de ionosfeeer veroorzaakt. Elektronen worden vrije elektronen waneer de straling van de zon ongeladen atomen en moleculen raakt.
Omdat er bij dit proces dus zonlicht nodig is, vindt de aanmaak van vrije elektronen alleen plaats, daar waar dit zonlicht aanwezig is.
Deel 6
In het onderwerp over kortegolfpropagatie gingen we gisteren onder andere in op het feit dat het het licht van de zon is dat ervoor zorgt, dat via ionisatie van moleculen en atomen er vrije elektronen in de ionosfeer terechtkomen die wij op hf kunnen gebruiken om grote afstanden te overbruggen.
Na verloop van bepaalde tijd, het kortst in de lagere lagen in de ionosfeer, het langst in de hogere, verdwijnen de vrije elektronen weer. Dit proces van het verlies van vrije elektronen is een proces dat zowel gebeurt bij aanwezigheid van zonlicht als wanneer dat licht afwezig is. Wat er dan gebeurt is dat de elektronen terugkeren bij een geioniseerd molecuul, dat daarmee opnieuw neutraal wordt, dat wil zeggen. opnieuw niet-geioniseerd.
Voor radiocommunicatie is de belangrijkste eigenschap van de ionosfeer de mogelijkheid om signalen te reflecteren, cq. af te buigen.
Deze mogelijkheid om de golven te reflecteren varieert met de frequentie van het betreffende signaal. En het werkt ook alleen voor bepaalde frequenties, waarbij het ook weer verschilt over de tijd gezien.
Om vast te stellen hoe de ionosfeer deze signalen reflecteert zijn verschillende methoden bedacht. Het meest gebruikte instrument hiervoor is echter een ionosonde. Dit is een soort van HF-radar, dat zeer korte pulsen met radiogolven recht naar boven straalt, de ionosfeer in. Wanneer de frequentie niet te hoog is, komt het signaal vanuit de ionosfeer terug naar aarde. De ionosonde legt hierbij de tijdsduur vast die de signalen erover doen om naar aarde terug te komen met de frequentie waarmee op dat moment werd gemeten.