(zoals de afgelopen weken uitgezonden)
Hele serie lezen: klik hier.
Vandaag een extra lange aflevering van de historie van onze zendhobby in Nederland en daarbuiten.
Deze serie is een eigen productie, bij elkaar gescharreld vanuit een steeds groter wordende groep bronnen, waaronder Wikipedia, Instituut Beeld en Geluid, eerder eigen onderzoek en een groot aantal door mij gelezen boeken en tijdschriftartikelen.
Vandaag deel 6 deze serie die wat dieper ingaat op het leven van Jan Corver, in Nederland een van de grondleggers van onze hobby.
De volgende tekst, die ik als onderdeel van de serie over de historie van het zendamateurisme gebruik is grotendeels afkomstig van het instituut beeld in geluid. De tekst is enigszins herschreven en aangevuld.
Jan Corver bezocht na de Middelbare school de Zeevaartschool.
Hij gaat echter niet de richting van de zeevaart uit, maar werdin 1897 journalist bij de Leeuwarder Courant. Zijn werkterrein bestond daar uit het verslaan van Rechtbankzaken en vergaderingen van Gemeenteraden en de Staten Generaal.
In 1908 werd hij Redacteur van de Tachygrafische Inrichting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Deze dienst had tot taak om de discussies van een vergadering van de Tweede Kamer samen te vatten in een kort verslag.
Dit verslag verscheen in die tijd nog dezelfde dag in druk en werd aan abonnees toegestuurd. De dienst werd overigens in 1924 wegens bezuinigingen opgeheven. Corver is dan inmiddels directeur geworden en eindigde zijn dienstverband met een wachtgeldregeling en een onderscheiding: Ridder in de Orde van Oranje Nassau.
De dan in Den Haag woonachtige Corver voelt zich aangetrokken tot de Natuurwetenschappen en wordt lid van de Nederlandsche Vereeniging voor Weer en Sterrenkunde.
De ‘Afdeeling ‘s-Gravenhage en Omstreken’ omvat een 17-tal actieve leden (‘de lustige meteorologen’) waaronder de latere PTT-ingenieur en radioamateur van het eerste uur A.H. de Voogt.
Corver raakte daar gebiologeerd door de morsetelegrafie gebiologeerd. Hij legde zich, samen met een klein groepje geestverwanten toe op het construeren van ontvangstapparaten voor draadloze telegrafie.
In het Kerstnummer van het weekblad ‘Panorama’ van 1913 schrijft Corver een artikel over de bereikte resultaten. Het artikel levert een groot aantal reacties op van amateurs uit het hele land.
Kenmerkend is, dat deze meestal maatschappelijk goed gesitueerde amateurs alle benodigde apparatuur en antennes zelf maken. Ze gebruikten daarvoor in de regel alledaagse materialen, zoals gordijnroeden, dassenknijpers, bezemstelen, fietsbinnenbanden enz.
Aangemoedigd door het succes schreef Corver in 1915 zijn eerste radioboek: Het Draadloos Ontvangstation voor den Amateur. Gedurende de periode 1914 – 1915 verzorgde hij de rubriek ‘Draadloze Telegrafie’ in het verenigingstijdschrift Hemel en Dampkring.
Tot eind 1919 betekent ontvangst van draadloze signalen het luisteren naar morsetekens. In Den Haag is een groepje dat zich bekwaamt in het sounderen, dat wil zeggen het op het gehoor opnemen van morsetekens, zoals dat toen heette.
Leden naast Corver zijn: L.A. Bakhuis, referendaris van het Ministerie van Koloniën; T.E.W. Dompseler, oud zeeofficier; F.A. Koch, architect; O.P. Koch, tandarts van H. M. koningin Wilhelmina, en de bekende Hanso Henricus Schotanus à Steringa Idzerda (fabrikant), die in Nederland beschouwd wordt als grondlegger en uitvinder van de radioomroep. Laatstgenoemde fungeert als ‘voorseiner’.
Door de groep amateurs uit Den Haag werden draadloze communicatieproeven over afstanden van enkele kilometers met kleine transportabele zendontvangertjes in het vrije veld worden ondernomen.
In de weekeinden brengt een Huppmobil, een Amerikaanse automerk dat tussen 1909 en 1941 bestond, met kenteken H4227 de deelnemers diep in de duinen bij Den Haag of tijdens vakanties naar de Veluwe. Daar werd dan gekampeerd. De experimenten betreffen onder andere de richtwerking van lange over de grond uitgelegde draadantennes. Een opmerkelijk clublid is mevrouw D.C. Koch-Lebret; ‘een in het seinen bedreven dame’.
Eerder genoemde Idzerda heeft in die tijd een Radio-Technisch bedrijf. Begin 1916 ontwerpt en levert hij aan de militaire autoriteiten een richtingszoeker. Hiermee kunnen, terwijl de Eerste Wereldoorlog om Nederland heen woedt, langs de kust passerende Duitse Zeppelins worden getraceerd.
Deze productie leidt tot een contact met de Rotterdamse bankier en radio-amateur Veder, en tot het tot stand komen op 19 maart 1916 van de Nederlandsche Vereeniging voor Radiotelegrafie (NVVR).
Deze vereniging omvat zowel amateurs als professionele radiotechnici. Corver is tot 1918 secretaris van de NVVR. De vereniging vindt voor haar publicaties voorlopig onderdak bij het ‘Maandblad voor Telegrafie en Telefonie’. Corver publiceert hierin een aantal radiotechnische artikelen. In 1918 krijgt de NVVR haar eigen maandelijkse tijdschrift Radio Nieuws. Corver is van 1918 tot 1935 redacteur van dit maandblad.
Op 6 november 1919 zendt collega en radio-amateur Hanso Idzerda vanuit een geïmproviseerde studio in Den Haag een radioprogramma uit: een Europese en een wereldprimeur. Tevoren heeft hij in de Nieuwe Rotterdamse Courant het muziekprogramma aangekondigd. De groep van luisteraars naar de P.C.G.G.-zender wordt gevormd door een duizendtal radioamateurs. Het unieke van de uitzendingen van Steringa Idzerda was dat het een uitzending op een geregeld tijdstip betrof dat bovendien van tevoren werd aangekondigd.
In de periode 1917-1922 gaf Jan Corver lezingen met demonstraties voor plaatselijke afdelingen van de NVVR (Den Haag, Rotterdam, Utrecht, Den Bosch, Arnhem, Nijmegen en Beverwijk). De apparatuur hiervoor werd door hemzelf gebouwd en, het waren destijds geen kleine apparaten, per trein vervoerd!
Groot succes boekt hij met de demonstratie van het radiotelefoniesysteem Idzerda. Zender en ontvanger werken beide met een raamantenne en staan in dezelfde zaal opgesteld. Als dat mogelijk is wordt bij de demonstraties ook de ontvangst van de PCCG-uitzendingen van uit Den Haag ten gehore gebracht.
In maart 1923 verschijnt het weekblad Radio Expres (‘de Sneldienst’ van Radio Nieuws). Corver blijft tot 1948 als redacteur verbonden aan dit blad. Radio Expres (RE) volgt de ontwikkelingen van de radiotechniek op de voet en verwerft zich de reputatie van grote betrouwbaarheid. Het aan het blad verbonden ‘RE-laboratorium’ is hiervoor de basis.
Corver en enkele medewerkers beproeven hier de in RE te publiceren schakelingen.
De laboratorium-apparatuur hiervoor is grotendeels zelfbouw op basis van afgedankte radio-ontvangers van de eerste generatie.
Tijdens de in de jaren dertig heersende economische malaise wordt het zelfbouwen van radio’s voor velen een bittere noodzaak. Radio Expres voorziet in de hiervoor benodigde kennis. Corvers demonstratie voor de Nederlandse Dagblad Pers in juli 1930 van de ontvangst van experimentele televisiebeelden uit Engeland vormt ongetwijfeld het grote hoogtepunt in de bestaansduur van het blad.