Door Chris van den Berg PA3CRX
Over kortegolfsignalen is veel te vertellen. Ionosfeer, lagen op grote hoogte waarin signalen afgebogen worden… Bij de hogere frequenties wordt al snel gedacht aan zichtverbindingen: wanneer je elkaar kunt zien lukt de verbinding, anders niet. Dit artikel laat zien dat het allemaal niet zo eenvoudig is, maar wel heel behoorlijk te voorspellen. Een stukje techniek voor degenen onder ons die al een poosje met de hobby bezig zijn. Let wel, het is toegespitst op herkenbare hoofdzaken zonder formules en verdere onderbouwing.
Rubriek: Techniek
We weten allemaal wel dat vanaf de zender het zendsignaal via een voedingslijn (coax of open lijn) naar een antenne gaat en wordt uitgestraald. Uiteindelijk komt het aan bij de ontvangstantenne. Daar gaat het signaal de voedingslijn in en komt aan bij de ontvanger.
Door het zendvermogen en de ontvanger gevoeligheid uit te drukken in dBm (de verhouding tussen signalen in milliwatt) kan eenvoudiger worden gerekend dan in absolute milliwatts. De verzwakking en versterking onderweg zijn immers ook eenvoudig uit te drukken in dB, en door dit consequent door te voeren kan alles bij elkaar geteld worden. Zo kan worden bekeken of het signaal wel of niet te ontvangen is. Dit alles is schematisch weergegeven in figuur 1.
Een zendsignaal van 0,1 watt is 100 maal een mW, wat overeenkomt met 20 dBm. Via een stukje coax kabel (en pluggen) gaat er wat signaal verloren, bijvoorbeeld 2dB. De antenne heeft een bepaalde versterking, zoals bijvoorbeeld 25 dB. Het signaal gaat vervolgens door de lucht naar de andere antenne, wat hier verloren wordt heet ‘paddemping’ (of trajectdemping). Deze demping is afhankelijk van de frequentie waarop gewerkt wordt en de afstand tussen de beide antennes. Gaan we uit van een frequentie van 5780 MHz en een afstand van 100 meter, dan is de paddemping 87,7 dB. (lees verder in QRM!)
Dit artikel staat in zijn geheel in de eerste editie van QRM!